
Subversjes
Dwarsbalk
Het dier luistert slecht
Naar ‘ezeltje strek je’.
Maar dat is ook echt
Zo’n ezeltjestrekje.
Grand merci
De ober adviseert hautain
Een saucisse met petit pain.
Ik schuif schuchter met mijn stoel,
“Of je worst lust”, zegt hij koel.
Gesnaaid
Hij werd in de chocolaterie
Betrapt door de gendarmerie.
Hij had graag wat flikken
Op de kop willen tikken.
Drive
Een golfer wilde paralympisch
Met pullover, zonneklep,
In plusfour, op witte gympies
En een flinke handicap.
Hotdog
Een hautaine poedel uit Heeze
Keek toe hoe twee raspekinezen
De liefde bedreven.
De poedel dacht even,
Het zullen wel keeshondjes wezen.
Nattigheid
Met hoog water baalt d’ tuinier;
Hij heeft het land aan de rivier.
Big money
Erica kwam aan in Londen
En controleerde er haar ponden.
Puree
Toen zijn eega lesbisch bleek
En met hem had gebroken,
Ging de man, geheel van streek,
Zijn eigen potje koken.
Leeghoofd
Van dokters ben ik niet zo’n fan
En dat op goede gronden.
Mijn arts zei na een hersenscan:
“Bij u is niets gevonden.”
Ringbaan
De bokser kan er niets van bakken.
Al snel krijgt hij de slag te pakken.
Getikt
‘k Bezorg de bokser een kwetsuur
En sla daarmee een raar figuur.
Windhandel
Die laxerende siroop
Wekt alleen maar valse hoop.
Dokterspraktijken
Een cardiologe uit Stolpen
Heeft mij aan een hartkwaal geholpen.
Wateroverlast
Toen ik riep: “Zuster, klaar met pissen.”
Gaf ze mij een flinke preek.
Zij was boos, dat kon niet missen
Want ze liet me in de steek.
In mei
Leggen alle vogeltjes een ei,
Behalve bijvoorbeeld de koekoek,
De kwartel, de griet, de woerd,
De pinguïn, de dodo, de haan,
De doffer, de emoe, de kiwi,
De gander, de erpel, de tarsel,
De patrijshaan en de spriet
Die leggen in de meimaand niet.
Dus je zou best mogen zeggen
Dat veel vogels in mei niet leggen.
Air
"Zeg, open eens dat raam voor mij!"
Roept de vorst tot een lakei.
Hij dúldt die heerszuchtigheid:
"Zoals u wenst, doorluchtigheid".
Toevalsfactoren
Pythagoras was als student
Nog niet zo pretentieus.
Een stelling die nog niemand kent
Was nu te ambitieus.
Er viel nog weinig te ontdekken
Nog geen briljante droom.
Hij lag maar wat te worteltrekken
Bij een kokosnotenboom.
Toen viel een grote klappernoot
Scheerlings langs zijn hoofd
Wij waren haast van, sapperloot,
Pythagoras beroofd.
Maar wat hij weldra ging beseffen,
Het scheelde echt een haartje slechts,
De vrucht, die had hem kunnen treffen!
Dus lag hij ietsje meer naar rechts,
En was die boom een appelaar
En zou hij Isaak Newton heten,
Dan was de zwaartekracht zowaar
Beslist hém toegemeten.
En was die pronte c-kwadraat
Nu wereldwijd inadequaat.
Kletskop
Al is dat voor mij niet meer haalbaar,
Bij shampoo, kies ik, ‘voor normaal haar’.
Leidingisolatie
Die kakelverse directeur,
Die er net is ingekomen,
Het lijkt me weer zo’n superieur
Hij ‘s vast vooringenomen.
Verduren
Het is amper uit te leggen.
Over een jaar al gaan we zeggen:
“Weet je nog dat wij dat deden?
Dat is alweer een jaar geleden!”
Stortkoker
Als je bloemkool snijdt in stukjes,
Drenkt in tijm en wijnazijn,
Dit mêleert met kleine plukjes
Licht geëeste marjolein,
Het serveert met groene kooltjes
En gestoomde schorseneer,
Op een bedje van viooltjes,
Nou, dan hoef ik het niet meer.
Dichter bij de bron
Marsupilami
Rijmt fraai op pastrami.
Maar probeer eens die dingen
In één versje te wringen.
Best veel
Je kunt er geheid op rekenen:
Nul en nada, noppes, geen snars en niemendal,
Nihil en Zero, niks, niente en geen bal
’t Heeft allemaal niets te betekenen.
De mijne is langer
Volgens de filologie,
Is “angst voor lange woorden”,
Hippopotomonstosesquippedaliofobie,
​
Echt iets voor standaardschrijftaalkwaliteits-ontwikkelingsgestoorden.
Retro
Dat jurkje staat je waarlijk tof
Die stiksels en die kreuken.
Wij hadden vroeger in de keuken
Gordijnen van dezelfde stof.
â…ž Drevelandijvie
De potje varken door het stang,
Sedert borstels’ jubelzang,
Trots per klad die keuken spurt,
Sferisch kan er noch absurd.
Striptent
Serveert u pastrami
Van marsupilami?
Plaatstaal
Hij heeft een grote hekela
‘ne man uit Oude Pekela.
Die kerel heeft verdomme nie
Ts te zoeken hier in Krommenie.
Reuze rad
Zo’n vijfenvijftig eeuwen her
Ontdekte men het wiel.
Rond 1880 was ’t zover:
De band en het ventiel.
Dus drieënvijftig eeuwen niets
En dan zo’n miezerige fiets.
Halve zoöloog
Hij is expert omtrent de wezel,
De dolfijn en wielewaal.
Hij heeft de kennis van een ezel
En verstand van een garnaal.